Kerstverhaal
Kerstverhaal: De belofte aan het meisje...
schrijver Geert Kimpen
Ze was niet zielig. Of ze wilde in elk geval niet dat iemand zag dat ze zielig was. Daarom deed ze extra haar best om iedereen met een grote glimlach “fijne feestdagen” te wensen. Ze probeerde wel te vermijden om te vragen wat iemands plannen waren voor de kerstdagen. Zowel omdat het antwoord voor een afschuwelijke kramp in haar hart zorgde als voor de angst dat ze de wedervraag zou krijgen.
Ontsnappen was niet altijd mogelijk dus die paar keer dat ook dit jaar weer mensen het aan haar vroegen, had ze gezegd: “Ik verheug me op een paar heerlijk stille dagen in mijn knusse huisje”. Een antwoord dat net cryptisch genoeg was om geen vervolgvragen te krijgen en niemand meer durfde te vragen: “Ga je het dan alleen vieren?”
Er was geen ontsnappen aan kerst. Op haar werk, in de winkelstraten, op televisie, overal was kerst. Als een virus waaraan geen ontwijken mogelijk was. Alleen in haar huis kon ze, wanneer ze de gordijnen sloot. die verschrikkelijke kerst buitensluiten.
Ze liet de televisie en de radio met al die vreselijke kerstmuziek uit, wierp alle kerstfolders en die enkele kerstkaart van haar provider meteen in de vuilnisbak en ze deed niet open als die kinderen met hun folders bij haar aanbelden om haar prettige feestdagen te komen wensen in ruil voor een paar geldstukken. Alles wat met kerst te maken had, probeerde ze zo enkele dagen buiten te sluiten.
Het enige waar ze niet aan kon ontsnappen waren haar gedachten. De mantra “ik ben niet zielig” die ze de hele dag opdreunde, werkte niet. Want voortdurend schoten er gedachten tussen van kerstfeesten die ze ooit met haar ouders, haar ex man, haar kinderen gevierd had. Kerstfeesten waarin zij zich vrijwillig had laten besmetten door het kerstvirus en met net zoveel overgave zich druk had gemaakt over kerstdiners, cadeaus en kerstbomen.
Het werd stiller op straat. Ze wist dat dit het moment was waarop iedereen zich terugtrok achter hun gesloten deuren en overal de gezelligheid hoogtij vierde. Het moment dat iedereen zich rond de kersttafels verzamelde, elkaars kleding complimenteerde, het glas hief, de eerste cadeaus werden uitgepakt, het voorgerechtje onder applaus op tafel werd uitgeserveerd. Dat heilige moment waarop iedereen in de hele wereld samenzat met zijn dierbaren, behalve zij.
Ze wist niet hoe ze de komende uren door moest komen. Een zware benauwdheid drukte op haar, een verschroeiende pijn, de radeloosheid van eenzaamheid, giftige jaloezie en woede op zowel de wereld, als op haarzelf. Het plan om vroeg naar bed te gaan, had ze terzijde geschoven. In bed was haar eenzaamheid nog tastbaarder.
Die kille slaapkamer waar zij alleen in dat tweepersoonsbed zou liggen terwijl de wereld feestvierde. Ze zou er alles voor over hebben als er maar een man was die ze de hare mocht noemen naast haar zou liggen, al zou die snurken dat het huis ervan trilde.
Dus schuifelde ze beneden rond, en maakte zoals iedere avond een potje eten klaar voor haarzelf. Wat verse groenten, wat aardappeltjes en een stukje vlees in de te kleine pannetjes die haar alleen zijn accentueerden.
Ze zat aan haar eettafel en at zonder smaak het eten terwijl het bulderende gelach bij de buren door haar muren drong. Slechts een kwartier was verstreken toen ze haar maaltijd op had. Hoe moest ze in ’s hemelsnaam de rest van de avond doorbrengen? Zelfs het boek van haar lievelingsschrijver kon slechts een halve bladzijde haar gedachten verstrooien voor ze weer afdreef naar haar diepzwarte gedachten.
Dit kon toch niet haar leven zijn? Het vooruitzicht dat ze al die jaren die haar misschien nog gegund waren elke kerst weer opnieuw door deze hel zou moeten gaan, kon ze niet verdragen. Niemand die haar deze avond zou bellen of appen. Hoogstens een gratuit kerstfilmpje in haar inbox dat iemand naar al zijn 422 vrienden had gestuurd. Al zo vaak had ze er over gedacht er een zelfgekozen einde aan te maken.
Maar ze wist dat ze zelfs daar niet genoeg moed voor had. Ze wilde niets liever dan dood zijn, maar de gedachte aan sterven was nog angstwekkender dan haar helse leven. Ze werd gek. Nog nooit had een avond zo lang gevoeld als deze. Alsof de tijd in slow motion was gezet en zich door stroop heen ploeterde van seconde naar seconde.
Ze moest dit huis uit. Dit huis dat haar wurgde met al zijn droeve, verdrietige herinneringen.
Ze trok haar jas aan. Sloeg de deur achter zich dicht. Het was niet koud. Het was een schrale troost dat het niet sneeuwde zoals op al die vreselijke kerstkaarten. Ze liep met de blik strak voor zich uit zodat ze niet door de ramen al die gezelligheid hoefde te zien. Ze reageerde niet op die automobilist die in een jolige bui door zijn open raampje “Vrolijk kerstfeest” riep. Ze liep en liep en bleef lopen met geen ander doel dan de tijd te verdrijven.
Ze liep het dorp uit, dwars door de omliggende nieuwbouwwijken tot ze in dat niemandsland kwam, dat lange, slingerende pad, met nauwelijks huizen, dat haar dorp met het volgende verbond. Ze verliet het pad, trok door de velden, tot ze bij de beek kwam die twee boerenerven van elkaar scheidde.
Ze kon de beek niet oversteken, had de moed niet om terug te lopen en dus liet ze zich op haar knieën vallen bij de rand van de beek. Diep uit haar binnenste kwam een luid gesnik dat echode over de koude velden. Toen ze na lange tijd haar ogen weer opendeed zag ze op de spiegeling van het wateroppervlak het gezicht van een meisje dat haar naar glimlachte.
Ze schrok, en keek achter zich wie daar stond, maar er was niemand. Toen ze opnieuw naar het water keek, zag ze dat het meisje er nog steeds was en ze had het gevoel dat ze haar ergens van kende.
“Ik ben het,” zei het meisje.
Ze herkende die stem maar het was zo lang geleden dat ze zich niet kon herinneren aan wie ze behoorde.
“Weet je het niet meer,” zei het meisje. “Toen ik acht was, was ik zo verdrietig. Ik werd gepest op school, mama en papa maakten voortdurend ruzie thuis en toen ben ik weg gelopen van huis. Ik liep zo ver tot ik bij een beek kwam waar ik heel hard moest huilen. Toen zag ik jou. Mijn volwassen ik. Je glimlachte naar me en zei dat ik nooit alleen zou zijn. Dat je altijd voor me zou zorgen. En dat heb je gedaan.
Door aan jou te denken, kon ik alles aan. De scheiding van mama en papa. Het gepest dat nog jaren door ging. Al die momenten dat ik zo alleen was, dacht ik aan jou. De vrouw die ik zou worden. Ik vond je zo mooi en keek er zo naar uit om jou te worden. Dat ik zou uitgroeien tot jou hield me op de been.”
De vrouw herinnerde het zich weer. Ze herinnerde zich al die gesprekken die ze als klein meisje gehouden had met haar volwassen zelf als ze het moeilijk had. Ze herinnerde zich de raad die ze gekregen had, de troost, de liefde. Ze had het meisje een doel gegeven om voor te leven.
Het meisje op het wateroppervlak keek haar verbaasd aan.
“Je was altijd zo sterk, zo lief, zo vrolijk, zo mooi. Maar… wat doe je nu hier? Waarom huil je zo? Waarom ben je alleen op kerstavond, wat is er met je gebeurd?”
Hoe kon ze aan het kleine meisje dat ze zelf was geweest uitleggen dat haar leven gelopen was zoals het liep. Dat het niet waar was wat ze gezegd had dat het later als ze groot zou zijn allemaal beter zou zijn. Dat ze dan gelukkig zou zijn, en een fijne man zou hebben, en kindertjes, en vriendinnen die van haar hielden en haar niet pesten.
“Was het allemaal niet waar, wat je me gezegd hebt,” vroeg het meisje met een trillende stem.
De vrouw keek naar het kleine, breekbare meisje. Ze kon het niet over haar hart krijgen te zeggen dat alles een illusie was geweest. Dat alle mooie dromen die ze haar voorgespiegeld had, niet zouden uitkomen. Dat alle verdriet en eenzaamheid zich alleen maar zou herhalen, in steeds zwaardere vormen.
“Ik was alleen,” sprak ze naar woorden zoekend, “omdat ik jou miste. Hoe zou ik kerst kunnen vieren, zonder dat jij er bij was. Daarom was ik inderdaad verdrietig en ben ik op zoek gegaan. Ik wist niet waar ik je kon vinden, dus ben ik maar heel lang gaan lopen tot ik hier bij de beek kwam en hier jou gevonden heb.
Je bent nog net zo mooi als ik me herinner. Nu kan het kerstfeest pas echt beginnen. Ik neem je mee naar huis en we vieren samen de mooiste kerst die we ooit gehad hebben.”
De mensen in het dorp schudden meewarig hun hoofd toen ze door hun ramen de vrouw zagen lopen met haar arm uitgestrekt alsof ze met een denkbeeldig kind liep, en met een glimlach van oor tot oor. ‘Die heeft vast al wat te veel gedronken’, lachten ze.
Maar toen de vrouw weer thuis was, had ze de mooiste kerst van haar leven. Ze zette lekkere hapjes op tafel, zong mee met de kerstliedjes op de radio, schreef al haar mooie herinneringen aan het meisje op en besloot dat ze al haar beloften aan haar waar zou maken.
Ze nam haar telefoon en belde eerst haar kinderen om hun een mooie kerst te wensen, ze belde zelfs haar ex-man en tenslotte belde ze die ene man met wie ze zo fijn op dat feestje gepraat had.
Die man die haar toen bij het afscheid een knuffel had gegeven die haar zo diep geraakt had. Hij had wel een paar keer contact gezocht daarna maar dat had ze afgehouden.
“Heb je zin in een kerstborrel,” vroeg ze.
Ja, dat had hij wel. En terwijl ze tot diep in de nacht met hem praatte, wist ze dat als ze de belofte aan haar kleine meisje zou waarmaken, ze nooit meer zich zo alleen zou hoeven te voelen, als dat ze zich toen gevoeld had. Want zelfs de grootste eenzaamheid als volwassene is nooit zo zwaar als de eenzaamheid van een klein meisje.
Een liefdevol Kerstfeest en Geven vanuit je Hart is het mooiste wat je kunt doen!
Liefs van Diana