Vertrouwen in de liefde

Met zo’n dertig jaar ervaring – of moet ik zeggen gestruikel – op het liefdespad begin ik eindelijk te begrijpen hoe vertrouwen tussen geliefden er werkelijk uitziet en hoe ik het al die jaren in de weg heb gezeten. In mijn eerste relaties poetste ik mijn gebrek aan vertrouwen weg door gewoon maar helemaal niets te verwachten. Want als je niets verwacht, kan het alleen maar meevallen, nietwaar? Dat zag ik mijn moeder altijd doen en het leek prima te werken.

In latere relaties begon dat mechanisme eenzaam en armoedig aan te voelen. Er welde een verlangen naar steun in me op en ik begon te vragen. Alleen merkte ik dat de ander expliciet om hulp verzoeken voor mij aanvoelde als op de rand van een afgrond staan waar je vrijwel zeker in zult vallen. Als mijn geliefde niet meteen te hulp schoot, hoorde ik mezelf ‘Laat maar, ik doe het wel zelf!’ zeggen om weg te stappen van dat ravijn. Daar voelde ik dan geen boosheid of gekwetstheid bij, maar wel een bevestiging dat niets verwachten toch echt het verstandigste is.

Als vertrouwen te voet komt en te paard gaat, dan was mijn paard al weg gegaloppeerd als het antwoord op mijn hulpvraag een paar seconden op zich liet wachten.

Een belangrijke realisatie

Ik realiseerde me iets belangrijks: niets verwachten is iets anders dan verwachten niets te krijgen. Dat is een verkeerde veronderstelling die ik veel te snel bevestigd dacht te zien. Maar een mens verwacht nu eenmaal niet meer te krijgen dan wat in zijn of haar vroegste jeugd werd toegekend. Ik moest inzien dat de liefde van (in mijn geval) de vader iets zegt over de vader, niet over alle mannen. En al helemaal niet iets over mij.

Vertrouwenssprong

In mijn huidige relatie, dat zelfs voor het eerst een huwelijk is (een vertrouwenssprong van jewelste voor mij), durf ik het vragen en ontvangen verder te oefenen. Eerst dacht ik dat ik zijn ‘ja’ nodig had om te durven blijven vragen. Dat ik hierin, als ik het deksel op de neus kreeg na een behoedzaam geformuleerde hulpvraag, niet kon groeien. Maar ik ontdekte nog iets belangrijks: de groei zit juist in de angst in een afgrond te vallen na een ‘nee’ of ‘nu niet’ te laten bestaan, om het ongemak te verdragen en te merken dat het vanzelf wegebt.

Als jong meisje donderde ik na een afwijzing van mijn vader dan wel in het ravijn, maar als volwassen vrouw niet. Ik kon gewoon blijven staan of zelfs doorlopen zonder te vallen, in het vertrouwen dat hij me zou helpen wanneer hij er klaar voor was. Of niet. Maar ik zegde mijn vertrouwen in hem niet op.

Want wat is vertrouwen als het alleen ervaren wordt als de ander precies doet wat jij wil, hoe jij het wil en wanneer jij dat wil? Dat is geen liefde, dat is gevangenschap. Mijn vermogen te vragen om wat ik nodig heb is niet afhankelijk van of het me wordt toegekend op de manier zoals ik het voor me zie of zoals ik het zelf zou doen. Mijn vertrouwen in mijn geliefde is een onderliggende, diepere waarde en wordt bevestigd als hij er voor me is – op zijn eigen tijd en zijn eigen manier. Het ravijn is aan het verdwijnen.

 

 

Bron Susan Smit