Positieve kanten in Depressie?

Depressies moeten wel zin hebben, anders zouden ze er immers niet zijn. Dat gelooft evolutionair bioloog Paul Andrews, die stelt dat zo’n zwarte fase zelfs kan leiden tot iets positiefs. ‘Vergelijk het met koorts: verre van prettig, maar het helpt je sneller te herstellen.’
Als er al íéts is wat je wilt wanneer je depressief bent, dan is het wel de gordijnen dichttrekken en onder een deken kruipen. Depressie is een geestelijke toestand waarin je absoluut niets positiefs meer kunt ontdekken: niet aan de wereld in z’n geheel en niet aan je eigen leven in het bijzonder. Je hebt het gevoel dat je in een totaal nutteloze situatie zit waar je nooit meer uit komt.

Maar wat als je nu eens aan een buitenstaander zou vragen objectief tegen die depressie aan te kijken? Iemand dus zonder die zwarte bril die je zelf de hele tijd op hebt? Zou die persoon de donkere wolken boven je hoofd ook als honderd procent negatief zien? Of zou hij iets kunnen zeggen in de trant van: ‘Ik snap best dat jij na alles wat je de laatste tijd hebt meegemaakt, echt even rust nodig hebt’? Met andere woorden: valt er wellicht ook enige zin te ontwaren in die neiging je af te zonderen? Kan die depressie misschien ook een stiekeme zegen zijn?

Depressie heeft nut?

Het zou zomaar kunnen; in de wetenschap gaan de laatste tijd in elk geval stemmen op die zeggen dat een depressie nut kan hebben. Het idee daarbij is dat een depressief mens te vergelijken is met een zwaar beschadigd vliegtuig dat een tijdje aan de grond moet blijven voor noodzakelijk onderhoud. Die deken waaronder je zo diep wegkruipt, is de onderhoudshangar waarin je de problemen die tot je depressie hebben geleid, eindelijk eens de volle aandacht kunt geven – zodat je ze kunt oplossen en weer veilig en opgetogen het luchtruim kunt kiezen.

Het is volgens de mensen die dit zeggen dus nog maar de vraag of je wel echt ziek bent wanneer je je depressief voelt, in de zin dat je een stoornis zou hebben. Een etiket dat veel mensen vandaag de dag wel opgeplakt krijgen als ze met een tas vol somberheid bij een psychotherapeut aankloppen: ‘depressieve stoornis’ heet het dan.

Wat niet te denken van de beroemde wetenschapper Isaac Newton, die erom bekendstond dat hij geregeld urenlang als verlamd op de rand van zijn bed zat – volledig in gedachten verzonken. Was hij daarom nutteloos depressief? Newton was een melancholiek aangelegd mens, dat zeker, maar misschien zat hij wel zo verlamd op zijn bed omdat zijn briljante brein alle energie nodig had voor het uitdenken van zijn grootse theorieën. Die ‘depressieve’ uren legden Newton in elk geval geen windeieren, want hij zou een van de invloedrijkste en productiefste wetenschappers aller tijden worden.

Onlogische stoornis

Vandaag de dag rijzen de depressiecijfers de pan uit: maar liefst 30 tot 50 procent van de mensen krijgt een of meerdere keren in zijn leven een depressie. Althans, een depressie die voldoet aan de diagnostische criteria voor een depressieve stoornis.

Zijn we niet een beetje doorgeschoten met het ongezond verklaren van al die mensen? Vanuit evolutionair oogpunt is het in elk geval volstrekt onlogisch dat een stoornis zo vaak zou voorkomen, redeneert evolutionair bioloog Paul Andrews van de Virginia Commonwealth University. ‘Andere psychische stoornissen, zoals schizofrenie en dwangstoornis, komen veel minder vaak voor, namelijk bij slechts 1 of 2 procent van de mensen,’ vertelt Andrews aan de telefoon vanuit zijn woonplaats Richmond. ‘Het is normaal dat er bij een enkeling iets spaak loopt in het psychisch functioneren, maar het zou heel raar zijn als na honderdduizenden jaren van evolutie het brein van zo’n grote groep mensen nog steeds kan worden lamgelegd door een stoornis. Die had er op die schaal al lang uitgefilterd moeten zijn.’

Een redenering die ondersteund wordt door de ontdekking dat ons brein beschikt over een zogeheten ‘5-ht1a-receptor’. Deze receptor kan zich, als we maar genoeg stress hebben in ons leven, gaan binden aan serotonine, waardoor die stof minder voorhanden komt in het brein – en een verminderde beschikbaarheid van serotonine is gelinkt aan depressie. Ofwel, de 5-ht1a-receptor maakt het mogelijk dat we überhaupt depressief kunnen worden. Waarschijnlijk heeft de evolutie ons niet voor niets met zo’n receptor opgezadeld; kennelijk vindt de natuur dat we de gelegenheid moeten hebben depressief te worden.

Niettemin deden Andrews en zijn wetenschappelijke collega, de ervaren psychiater Anderson Thomson, vorig jaar veel stof opwaaien door in het toonaangevende vakblad Psychological Review de theorie te presenteren dat een depressie in de meeste gevallen nut heeft en inderdaad een geluk bij een ongeluk is.

Constructief piekeren

Andrews en Thomson beschouwen depressie als een ingenieus mechanisme dat door de evolutie is ontworpen als reactie op complexe levensproblemen waarvoor we maar geen oplossing vinden: we worden ‘aan de grond gehouden’ om ons volledig te kunnen focussen op de oplossing van die problemen. Dat extreme focussen kunnen we normaal gesproken niet, druk als we zijn met afleidende zaken als seks, gezelschap en werk.

Een depressie is absoluut niet fijn om mee te maken, benadrukken Andrews en Thomson, maar ze helpt ons uiteindelijk wél verder in het leven. ‘Vergelijk het maar met koorts,’ legt Andrews uit. ‘Dat is ook verre van prettig: je voelt je er hondsberoerd door en wilt niets liever dan stilletjes onder de wol liggen. Toch is koorts in de meeste gevallen zeer nuttig; het zorgt ervoor dat je sneller herstelt van een infectie.’

Lang niet alle deskundigen zijn het eens met de visie van Andrews en Thomson. Ze vragen zich af hoe het zit met al het gepieker tijdens een depressie. Dat vruchteloze ronddraaien in gedachten wat mensen met een depressie plegen te doen, dat leidt toch tot niets? Gedachten als ‘dit is afschuwelijk, dit gaat nooit meer over, mijn leven is waardeloos’ brengen je toch alleen maar dieper in de put?

‘Ja, díé manier van piekeren wel,’ reageert Andrews. ‘Maar er zijn ook vormen van piekeren die je juist dichter bij de oplossing van je problemen brengen.’

Helemaal in meegaan

Inderdaad is er onderzoek waaruit naar voren komt dat mensen die in een depressieve of verdrietige stemming zijn, wel degelijk ook op een scherpe, constructieve manier kunnen nadenken, en niet alleen maar doelloos aan het tobben zijn. Depressieve mensen scoren weliswaar slechter in reken- en taaltestjes, maar dat komt doordat deze taken niets te maken hebben met de levensproblemen waardoor ze depressief zijn geraakt. Zich op die levensproblemen te concentreren kost ze daarentegen vaak nauwelijks moeite. En het interessante is nu dat ze over díé dingen juist heel gefocust en analytisch blijken te kunnen nadenken; beter dan de gemiddelde mens. Ze beschikken dus precies over de vaardigheid die nodig is voor het oplossen van de complexe levensproblemen waardoor ze depressief waren geraakt.

Kortom: als je dan toch eenmaal depressief bent, kun je daar ook maar beter helemaal in meegaan. Door je niet te verzetten, door niet te denken in termen van ‘dit is afschuwelijk, dit moet echt ophouden’, maar je juist over te geven aan die andere, analyserende manier van piekeren waar je door je depressie toch al toe geneigd bent, kun je je problemen in kleine partjes uiteenrafelen en voor elk onderdeeltje een oplossing bedenken. Dat is een stuk eenvoudiger dan het hele probleem in één keer te moeten oplossen.

Hersenonderzoek lijkt inmiddels te bevestigen dat mensen die in een depressieve stemming verkeren, extra goed zijn in focussen en analytisch denken. Op hersenscans van depressieve mensen is te zien dat het gebiedje in de voorhersenen dat betrokken is bij het gefocust blijven op complexe problemen een stuk actiever is dan bij niet-depressieve mensen.

Ingewikkelde levensvragen

Maar wat zijn dan precies die ‘complexe problemen’ waarmee depressieve mensen zo druk doende zijn? Daar is inmiddels ook onderzoek naar gedaan. In de meeste gevallen blijken achter een depressie sociale problemen schuil te gaan. Daarbij moeten we denken aan belangrijke, ingewikkelde levensvragen die te maken hebben met je relaties met belangrijke personen in je leven; vragen waarop je niet één-twee-drie het antwoord weet.

Neem bijvoorbeeld een vrouw met kinderen die depressief wordt nadat ze heeft ontdekt dat haar partner vreemdgaat. Allerlei gedachten cirkelen door haar hoofd: moet zij haar partner vergeven? Hem dwingen te kiezen tussen haar en de minnares, en daarmee riskeren dat hij vertrekt? Of is het misschien wijzer de hele affaire compleet te negeren?

Het zijn situaties waar je het best lang en diep over kunt nadenken, en die veel tact vereisen. Depressieve mensen blijken beter te zijn in het oplossen van dit soort lastige kwesties doordat ze heel goed zijn in het analyseren van de kosten en baten van de verschillende mogelijkheden; ze zijn zorgvuldiger en maken minder fouten.

Toewerken naar een oplossing

Misschien zouden therapeuten er dus wel goed aan doen als ze hun cliënten meer zouden stimuleren met hun depressieve gedachten bezig te blijven. ‘Laat de cliënten er maar over schrijven, of er met hun behandelaar over praten,’ adviseert Paul Andrews. ‘Dat helpt om dichter bij een oplossing te komen. Weliswaar verergeren op korte termijn de depressieve symptomen als je je op je depressie focust, maar jezelf afleiden van je depressie en onderdrukken van je depressieve gedachten en gevoelens leidt op langere termijn juist tot een langduriger depressie.’

Als het waar is wat Andrews en Thomson stellen, krijgen veel depressieve cliënten vandaag de dag een averechtse behandeling. Om te beginnen is het de vraag of het wenselijk is zo grootschalig antidepressiva voor te schrijven als nu gebeurt. Die middelen onderdrukken namelijk de negatieve gedachten, terwijl het juist de negatieve gedachten zijn die een depressief persoon op de lange termijn verder kunnen helpen.

Daarnaast moeten behandelaars misschien een andere weg inslaan wat betreft de gesprekstherapie die ze geven. Tot nu wordt vaak getracht de negatieve gedachten van de cliënt te veranderen in meer positieve, maar het lijkt zinvoller in te zoomen op de inhoud en achtergronden van die negatieve gedachten. Dat vertelt, als het goed is, meer over het levensprobleem waar diegene mee worstelt. Wanneer de therapeut dat probleem boven tafel weet te krijgen, kan hij samen met de cliënt toewerken naar een oplossing en zal de depressie verdwijnen.

Persoonlijke groei

Een depressie kan dus waarschijnlijk een erg nuttige fase in je leven zijn, maar of dat ook altijd zo is, blijft vooralsnog wel een onbeantwoorde vraag. Want er zijn natuurlijk ook suïcidale en psychotische depressies waar weinig louterends en positiefs aan valt te ontdekken. Bovendien is het nog maar de vraag of alle mensen die een depressie krijgen, ook echt een depressief makend levensprobleem hebben. En zelfs als dat wel het geval zou zijn, zijn de emotionele kosten van veel depressies dan niet extreem hoog, als je kijkt naar wat het ons oplevert? Had de evolutie dat dan niet een beetje efficiënter kunnen regelen? Dat zijn stuk voor stuk vragen waaruit maar eens te meer blijkt dat we het mysterie depressie nog lang niet hebben ontrafeld.

Bekijk onze coaching reizen

 

Bron psychologie magazine